De indringer
(zie Lucas 7:36-50 - onderaan na te lezen en een korte film van te zien)
Daar is een lied over geschreven:
The room grew still
As she made her way to Jesus
She stumbled through the tears
That make her blind
She felt such pain
Some spoke in anger
Heard folks whisper
There's no place here for her kind
Still on she came
Through the shame that flushed her face
Until at last she knelt before his feet
And though she spoke no words
Everything she said was heard
As she poured her love for the master
From her box of Alabaster
And I've come to pour
My praise on Him like oil
From Mary's Alabaster Box
Don't be angry if I wash His feet with my tears
And I dry them with my hair
You weren't there the night He found me
You did not feel what I felt
When He wrapped His loving arms around me
And you don't know the cost
Of the oil in my Alabaster box
I can't forget the way life used to be
I was a prisoner to the sin that had me bound
And I spent my days
Poured my life without measure
Into a little treasure box
I thought I found
Until the day when Jesus came to me
And healed my soul with the wonder of His touch
So now I'm giving back to Him
All the praise He's worthy of
I've been forgiven and that's why
I love Him so much
And I've come to pour
My praise on Him like oil
From Mary's Alabaster Box
Don't be angry if I wash His feet with my tears
And I dry them with my hair
You weren't there the night He found me
You did not feel what I felt
When He wrapped His loving arms around me
And you don't know the cost
Of the oil in my Alabaster box
Citaat uit Lucas 7:
"Eén van de farizeeën nodigde hem (Jezus) uit voor de maaltijd, en toen hij het huis van de farizeeër was binnengegaan, ging hij aan tafel aanliggen.
Een vrouw die in de stad bekendstond als zondares had gehoord dat hij bij de farizeeër thuis zou eten, en ze ging naar het huis met een albasten flesje met geurige olie. Ze ging achter Jezus staan, aan het voeteneinde van het aanligbed; ze huilde en zijn voeten werden nat door haar tranen. Ze droogde ze met haar haar, kuste ze en wreef ze in met de olie.
Toen de farizeeër die hem had uitgenodigd dit zag, zei hij bij zichzelf: Als hij een profeet was, zou hij weten wie de vrouw is die hem aanraakt, dat ze een zondares is. Maar Jezus zei tegen hem: ‘Simon, ik heb je iets te zeggen.’ ‘Meester, spreek!’ zei hij. ‘Er was eens een geldschieter die twee schuldenaars had: de een was hem vijfhonderd denarie schuldig, de ander vijftig. Omdat ze het geld niet konden terugbetalen, schold hij beiden hun schuld kwijt. Wie van de twee zal hem de meeste liefde betonen?’ Simon antwoordde: ‘Ik veronderstel degene aan wie hij het grootste bedrag heeft kwijtgescholden.’ Hij zei tegen hem: ‘Dat is juist geoordeeld.’
Toen draaide hij zich om naar de vrouw en vroeg aan Simon: ‘Zie je deze vrouw? Ik ben in jouw huis te gast, en je hebt me geen water voor mijn voeten gegeven; maar zij heeft met haar tranen mijn voeten natgemaakt en ze met haar haar afgedroogd. Je hebt me niet begroet met een kus; maar zij heeft, sinds ik hier binnenkwam, onophoudelijk mijn voeten gekust. Je hebt mijn hoofd niet met olie ingewreven; maar zij heeft met geurige olie mijn voeten ingewreven.
Daarom zeg ik je: haar zonden zijn haar vergeven, al waren het er vele, want ze heeft veel liefde betoond; maar wie weinig wordt vergeven, betoont ook weinig liefde.’ Toen zei hij tegen haar: ‘Uw zonden zijn u vergeven.’ Zijn tafelgenoten dachten bij zichzelf: Wie is hij, dat hij zelfs zonden vergeeft? Hij zei tegen de vrouw: ‘Uw geloof heeft u gered; ga in vrede.’ "